Overgenomen uit het boekje van Ben Hoekendijk, Twaalf Joden Vinden De Messias

DAVID LAZARUS

God vond me in de eenzaamheid van de Sinaï

Ik ontmoette David Lazarus in de oude stad van Jaffa, of zoals de Israëlt’s zeggen, Yafo. Dat stadje is het meest mijn thuis als ik in Israël ben. We woonden daar in de vissershaven op onze boot de Shalom III. Al onze buren op andere boten waren joodse mensen en we maakten er vrienden. We werden experts in het inkopen doen in de soeks van Jaffa, zonder dat de verkoper ons Engels of wij hun Arabisch verstonden. Ik voelde me thuis tussen de kleine werkplaatsjes van de oude stad waar ze mijn kapotte schroefas konden repareren. Op sabbat bezochten we een pas ontstane messiaanse gemeente. Die groeide voor onze ogen. Eerst kwamen ze gewoon samen op sabbat onder een boom in het park, later in een hotel in Tel Aviv. In Jaffa staat ook Beit Immanuel, een oud christelijk centrum, dat nu geschonken is aan de gemeente van David Lazarus. David heeft daar ook zijn kantoor als voorganger van de messiaanse gemeente. David heeft een verweerd gezicht en een zachte stern. Tijdens het interview kon hij z’n emoties soms niet beheersen. Hij herinnerde zich die momenten in z’n leven toen God hem vond op een zandduin, helemaal alleen in de verlaten woestijn van de Sinaï. We hadden soms beiden tranen in de ogen. De diepte van Gods liefde kwam zo duidelijk naar voren. Hij kan ons letterlijk overal vinden en ons tot een ander, beter mens maken, jn ouders komen uit Boston, Massachusetts, in de Verenigde Staten. Ik groeide op in een typisch Amerikaans-joodse familie. Mijn grootouders waren erg religieus en onderhielden de tradities. Ze hadden een oprecht geloof in God. De grootouders van mijn moeders kant kwamen uit Polen en emigreerden daarna naar de Verenigde Staten. De ouders van mijn vaders kant werden vijfhonderd jaar geleden verbannen uit Spanje en kwamen in het begin van deze eeuw naar de Verenigde Staten. We hadden een sterke joodse identiteit. Maar mijn ouders, zoals zovelen van hun generatie in de jaren vijftig en zestig, maakten zich los van de tradities van hun ouders. Ik denk dat ze agnostisch waren, dus dat ze God niet kenden.

Ik had een sterke band met de grootvader van mijn moeders kant, die in hetzelfde huis woonde. Zij woonden op de eerste verdieping en wij op de tweede. Hij was erg religieus en sprak vaak met mij over God en de Schriften. Hij nam me elke sabbat mee naar de synagoge en de Hebreeuwse school om me voor te bereiden voor mijn Bar-Mitsvah”. Twee jaar na mijn Bar-Mitsvah stierf mijn grootvader door een hartaanval. Dat was een grote klap voor mij, want ik hield veel van hem. Mijn leven veranderde daardoor. Ik bleef de synagoge nog wel bezoeken, maar werd tegelijkertijd meegetrokken door verkeerde mensen.
Ik begon te experimenteren met drugs. Eigenlijk raakt ik op m’n zestiende al verslaafd aan drugs. In die tijd was er veel onrust in de Amerikaanse samenleving. Het was de tijd van de oorlog in Vietnam en we hadden ook nog de moord op president Kennedy. Het Watergate schandaal vond plaats en president Nixon werd uit zijn functie ontheven. Het leven was erg verwarrend voor me. Ik had niet meer de troostende ondersteuning van de godsdienst, die mijn grootvader me gaf. Mijn ouders gaven me ook geen advies of aanwijzingen hoe ik met de moeilijkheden van het leven om moest gaan. Mijn vrienden wierpen zich in drugs en rock-’n- roll. Er waren allerlei protesten tegen de regering en ik werd een aanhanger van de contra-cultuur.

Toen ik achttien was ging ik naar de universiteit. Het eerste jaar stapte ik er al uit. Als radicaal type was ik tegen elke vorm van materialisme en huichelachtigheid in de samenleving. Ik herinner me mijn twintigste verjaardag, want die viel op Jom Kippoer op 25 september. Ik vastte wel op Jom Kippoer, ondanks dat ik nu al vijf jaar verslaafd was aan drugs en betrokken was bij allerlei criminele activiteiten. Ik weet eigenlijk niet waarom. Ik had een kleine flat in Boston en las de Spreuken in het Hebreeuws. Ik kon me vereenzelvigen met wat ik las, want ik vond ook alles ijdelheid. Zo zag mijn leven er ook uit. Er was geen betekenis, geen reden om verder te leven. Ik had medelijden met mezelf, omdat rabijn grootvader gestorven was en wist niet wat ik zou gaan doen.

Terwijl ik die Bijbelwoorden las, kwam er de overtuiging in mijn hart dat ik naar Israël moest gaan en om daar mijn leven te vinden. Vandaag weet ik dat het de stem van God was die tot me sprak, maar in die tijd kende ik de Vader nog niet. Er sprak iets in mijn hart en het was zo duidelijk als de stem van een mens. Ik wist vanaf die dag dat ik naar Israël zou gaan en dat ik mijn leven daar zou vinden. Ik was Jood en om er achter te komen wat ik met mijn leven aanmoest, moest ik naar Israël gaan. Ik wist gewoon dat het daar zou gebeuren. God brengt alle joodse mensen terug naar hun land en ieder op zijn eigen wijze. Ik ging gedeeltelijk omdat ik teleurgesteld was in de Amerikaanse samenleving, maar toch was het God die me leidde. Ik had net mijn baan verloren. Ik had gewerkt in een groot warenhuis en ze beschuldigden me ervan dat ik een paar schoenen gestolen had. Dat had ik niet gedaan, maar ze gaven me toch m’n ontslag. Ik had veel dingen gestolen in mijn leven op andere plaatsen, maar niet in dat warenhuis.

Toen gebeurde er nog meer. Ik had veel vrienden verloren door de oorlog in Vietnam en toen ik mijn oproep voor militaire dienst kreeg, verscheurde ik die. Ik had niet alleen vrienden verloren in Vietnam, maar andere vrienden, goeie jongens, waren gek teruggekomen. Ik weigerde naar Vietnam te gaan. Ik bleef uit de buurt van de politie zodat ze me niet konden oppikken. Ik was ook gewond door de holocaust. Mijn moeders ouders waren gevlucht uit Polen tijdens de oorlog en ik had een gevoel van pijn over de holocaust. Ik vroeg me af: ‘Hoe kon dat gebeuren? Hoe is zo iets ooit mogelijk geweest? Wat zegt het over de menselijke natuur en over de mens dat die zoiets kon doen?” Dat was ook een reden voor mij om naar Israël te gaan. Ik wilde helpen om een land op te bouwen voor mijn eigen mensen zodat dit nooit meer zou gebeuren en wij niet als volk zouden uitsterven.

Ik geloof dat God het joodse volk bewaart voor een bijzonder plan dat Hij voor hen heeft weggelegd. Daarom bewaart Hij ook de joodse identiteit door alles heen. Ondanks dat ik een ongelovige vader en moeder had en in de drugs en de contra-cultuur zat, had ik toch een gevoel van jood-zijn en verbondenheid met Israël en met de tradities van de vaderen. Ik bleef ook naar de synagoge gaan.
Eigenlijk wilde ik wel naar Israël, omdat ik teleurgesteld was in mijn leven. Ik kan moeilijk uitleggen waarom ik die overtuiging had. Ik hoorde geen stem met mijn oren, maar een stem klonk in mijn hart. Ik wist gewoon dat ik het doen moest. De volgende morgen ging ik naar mijn ouders en zei: Ik ga naar Israël? Ze waren geschokt en zeiden: Koop in ieder geval een retourticket, want het leven kan daar heel moeilijk zijn. Wat ga je daar doen?” ‘Nee’, zei ik,“ ik koop een enkele reis, want ik kom nooit meer terug.

Ik was nooit in Israël geweest en wist niet wat me te wachter stond. Ik had een romantisch idee van mensen die werken in de landerijen en groenten oogsten, onder een boom zitten en hun eigen vruchten eten en dieren verzorgen en zo. Maar toen ik in die kibboets in de Jordaanvallei aankwam, was het modern! Ze hadden een mooie eetzaal met airconditioning en vaatwassers, ik kon het haast niet geloven. Was ik daarvoor gekomen? Sommige Amerikaanse Joden realiseren zich helemaal niet dat Israël in het Midden-Oosten ligt. Dat er Arabieren om je heen wonen en er veel problemen zijn. Dat alles had ik nooit verwacht.
Ik heb daar ongeveer een jaar gewoond, maar was toch teleurgesteld in het materialistische van de kibboets en het ontbreken van een doel. Slechts drie procent van de Israëlische bevolking woont in een kibboets, maar ze produceren wel 25 procent van het nationaal inkomen. En een groot percentage van de officieren in het Israëlische leger is opgegroeid in kibboetsen. Er zat iets goeds in dat leven en daar genoot ik van, maar toch zocht ik iets anders in Israël.
Ze namen me mee op een kibboets-trip naar de Sinaï, die in 1977 nog aan Israël behoorde. Ik zag de zandduinen en de palmbomen bij de Rode Zee en hield meteen van die plek. De eenzaamheid en de dorheid spraken me aan. Het zand en de zee trokken me. Ik ging er weer heen en heb er uiteindelijk tweeënhalf jaar gewoond. Ik bouwde mijn eigen hut op een zandduin van takken en gras. Het was vijf kilometer van een mosjav* en dicht bij een bedoeïen-nederzetting, een vissersdorp aan de rand van de Rode Zee. In het Engels zouden ze zeggen: het was in the “midst of nowhere”.

Ik begreep het toen niet, maar nu ik erop terugkijk, zie ik dat ik probeerde uit te vinden wie ik was als mens en wat het leven voor mij inhield. Ik wilde in de natuur leven, zonder beïnvloed te worden door anderen, de radio, de televisie of de samenleving. Ik was op zoek naar mezelf en leven in de woestijn leek me de aangewezen manier. Ik kookte mijn maaltijden op een houtvuurtje en woonde in mijn hut. Mijn houding was: Laat me alsjeblieft alleen ontdekken wie ik werkelijk ben? Ik heb tweeënhalf jaar met vrijwel niemand gesproken. Ik sloot een soort verbond met mezelf, dat ik niet meer met mensen wilde spreken, want dat was toch zinloos. Niemand had het antwoord en waarover ze spraken had geen betekenis. Dus waarom zou je moeten spreken met andere mensen?

Op een dag liep Johan Schep langs het strand waar ik woonde. Vijf kilometer verderop hadden John en Judy Pex een tent opgezet om het evangelie aan de mensen te brengen. Het waren Nederlandse hippies en een Amerikaanse die tot geloof waren gekomen. Ik zat op m’n kleine zandduin en was bezig met het repareren van mijn visnet. Ik viste en ruilde soms wat vis met de bedoeïenen tegen rijst en meel. Ik zat voor mijn hut aan het strand en werkte aan m’n net en daar komt die blonde Hollandse kerel langs lopen en hij zingt een lied en is blij. Ik zat daar en was een erg somber neerslachtig mens. Ik sprak niet met mensen en vond dat je mensen moest mijden. Johan kwam langs, zag mij en zei: ‘Shalom?’ Ik hief m’n hoofd zelfs niet eens omhoog. Hij zei: Wat een mooie dag vandaag, hè? Ik zei niets. Ik hoop dat je wat mooie vissen vangt. God is wonderbaar, niet? Hij heeft die mooie vissen geschapen en de zee en alles? Ik verroerde me niet, maar Johan ging maar door. Toen draaide hij zich om en liep weg, terwijl hij op z’n hoofd krabde.

Later hoorde ik dat hij toen hij terug was, aan John en Judy vertel de: ‘Ik heb zo iets naars meegemaakt. Er zit daar een arme man op het strand en die heeft geen tong. Hij kan niet spreken? Ze kregen een gebedslast voor mij en een paar dagen later kwam Johan weer langs en gaf me een boek. Op een dag liep ik zelf de afstand van vijf kilometer langs het strand naar een bedoeïnentent om water te halen. Toen zag ik een tent en daar stond die grote Hollander naar me te wuiven en zei: ‘Kom! Kom!’ Ik naderde en hij zei: “Wil je soms wat soep? Ik zei: “Graag, want ik had bijna drie dagen lang niets gegeten. Er waren keren dat ik het is een beetje beschamend ging zoeken in de vuilniscontainer van de mosjav”, in de hoop iets eetbaars te vinden dat de mensen hadden weggegooid. Dus toen zij me uitnodigden om soep te komen eten, ging ik daar gretig op in. Ze gaven me een heerlijke kop soep en ik begon aan mijn wandeling terug. Drie dagen later moest ik opnieuw water halen en gaven ze me weer soep. Het duurde niet lang of ik had in de gaten wanneer ze soep hadden en ik plande mijn wandeling zo dat ik op dat moment toevallig’ langskwam.

John en Judy woonden daar meestal. Ze kwamen dan uit Eilat, zetten hun tent op en begonnen met mensen te praten. Judy’s eerste baby werd daar op het strand geboren. Zijn naam is Jozua. Ik heb mijn oudste zoon ook Jozua genoemd. Judy’s verhaal lijkt veel op het mijne. Zij werd ook geboren aan de oostkust van de Verenigde Staten is even oud als ik en groeide op in een joodse familie. Zij droeg ook een spijkerbroek en sandalen en kon met me meevoelen. Na de soep deden ze een Bijbelstudie. Ik zat daarbij en luisterde. Maar waar ik eigenlijk alleen maar in geïnteresseerd was, was in het voedsel.
Ik herinner me, dat we op een dag in de tent zaten en de Bijbelstudie aanhoorden, toen plotseling twee auto’s met Israëli’s aan kwamen rijden. Ze toeterden en sprongen uit de auto. Ze waren dronken en ze begonnen te roepen: ‘ Deze mensen spreken van Yesu. Het zijn zendelingen? Ze waren erg boos en grepen de boeken, het eten en de kleren en gooiden ze op een hoop, deden er benzine overheen en staken alles in brand. Ze trokken de tent naar beneden en sloegen iedereen die in hun buurt kwam. Een man stak een revolver onder de neus van John en riep: Verdwijn! Je mag dit niet doen! Ik zat in een hoekje en zag toe hoe dit allemaal gebeurde. Ik had John en Judy horen spreken over liefde. Zij geloofden in die Yeshua en dat je moest leven in liefde en goedheid en zulk soort dingen. Ik zat daar en lette op hun gezichten en hun ogen, want ik wilde zien hoe ze reageerden. Het is mooi als je kunt praten over liefde en Yeshua, maar ik wilde zien of het echt was. Ik keek goed wat ze gingen doen. Ze stonden bij elkaar, gaven elkaar de hand en ze zeiden niets en begonnen te bidden. Wat baden zij? ‘Heer Yeshua, help deze arme mensen die zo boos zijn want ze hebben U nodig. En vergeef hen. Er gebeurde iets in mijn hart toen ik dat hoorde. Ik wist ‘dat de mensen iets hadden dat ik niet bezat. Misschien had ik daarnaar mijn hele leven gezocht.

Ik ben zes maanden bij hen gebleven, at hun soep en luisterde naar bun Bijbelstudies. Ik had gezien hoe ze de crisis met die boze mensen hadden doorstaan. En op een dag zat ik weer alleen op mijn zandduin voor mijn hut en dacht na. Ík zag mijn leven aan me voorbijgaan. De Bijbel zegt, dat de Thora als een spiegel werkt. Ik zag mezelf als een jongen en zag hoe ik opgroeide. Ik zag de dingen die ik in mijn leven gedaan had, waarom ik mezelf overgegeven had aan drugs en zoveel slechte dingen had gedaan. Ik zag dat ik mijn handen had gebruikt om kwaad te dienen. Ik vond mezelf een vuil, slecht mens en begon te huilen. Ik huilde en huilde en kon niet ophouden. En dat terwijl ik in geen jaren had kunnen huilen. Ik was van binnen zo verhard. Misschien moest ik tien jaar in één keer eruit huilen. ik schreeuwde en huilde en kon niet meer ophouden. Er kwam een man langs lopen, die me zag. Hij kon niet begrijpen wat er aan de hand was. Ik was op dat moment zover heen dat ik me het leven zou kunnen benemen. Ik was tot de conclusie gekomen dat verder leven geen zin meer had. Mijn leven was geruïneerd en ik kon het niet meer veranderen dit was ik als mens geworden.


Midden in die golf van emoties klonk het woord in me dat ik in de tent gehoord had. Als ze een Bijbelstudie deden, zeiden ze op een bepaald moment altijd dat Yeshua gekomen was om te sterven voor onze zonden, om ons te vergeven en ons een nieuw leven te schenken. Het was nooit goed tot me doorgedrongen. In mijn ogen was zoiets absurd. Ik kon met zulke uitspraken absoluut niets. Het klonk net zo vreemd als Is dat ze zouden zeggen dat het vandaag regent in Europa. En áls ik begrepen had wat ze zeiden was ik misschien nog bozer geworden, want ik zat vol met boosheid jegens de christenen en Jezus. Als mensen tegen me over Jezus spraken, kreeg ik dat beeld voor ogen van een groot, lang zwaard met een handvat waar joods bloed vanaf droop. Dat was het beeld van het christendom waarmee ik opgroeide.

Toen ik op mijn zandduin zat en huilde omdat mijn leven aan me voorbij trok en niet wist wat ik verder moest doen, moest ik denken aan dat woord dat Yeshua stierf voor onze zonden om ons te vergeven en dat hij ons een nieuw leven wil geven. Ik weet niet waarom ik daaraan moest denken. Het moet God geweest zijn. Ik zet tegen mezelf: ‘Dat is precies wat ik nodig heb. Ik heb vergeving nodig voor wie ik geworden ben. Ik moet het maar accepteren, dat ik vergeving ontvang door het bloed van Yeshua? Het moet een openbaring geweest zijn, want ik hield opeens op met huilen en begon te lachen. Grote vreugde begon op te borrelen in mijn hart! Het gevolg was dat mijn leven vanaf dat moment volkomen veranderde. Ik stond op en rende de vijf kilometer naar de tent van John, ae yen Johan en ik begon al van ver te roepen: ‘Nu begrijp ik waarover jullie het hadden. Nu begrijp ik het!’ Ik denk dat John een beetje terughoudend was. Hij zei: ‘Ja, dat is fijn hoor! Ik denk dat hij niet helemaal begreep wat in mijn hart gebeurde. Maar Johan nam me op z’n rug en gooide me in het water en gooide daarna zand over me heen. Hij was uitgelaten van vreugde!

Ik opende mijn ogen en het was alsof ik de wereld voor de eerste keer van mijn leven zag. Je keek naar de bomen en de bladeren waren groen. Ik heb rond en keek naar de zee en die was prachtig blauw. Ik strekte me en le p rechtop. Want ik liep altijd voorovergebogen. Het was alsof ik weer tot leven kwam. Ik was diep gelukkig want ik had vergeving ontvangen! Mijn leven was veranderd.
Na verloop van tijd ging ik bij John, Judy en Johan in hun tent wonen en begon hen te helpen van Yeshua te getuigen tegen andere mensen. Vanaf dat moment heb ik nooit meer drugs gebruikt en het kostte me ook geen moeite om het te laten. Ik verloor gewoon het verlangen naar drugs en alcohol. Ik rookte ongeveer twee pakjes sigaretten per dag, maar vanaf dat moment had ik er geen behoefte meer aan. Ik merkte dat ik ook geen vuile woorden meer gebruikte. Mijn taalgebruik was erg slecht. Als ik sprak kwamen er allemaal slechte woorden uit mijn mond. Ik vloekte voortdurend, maar dat kon ik nu niet meer.
Ik bleef daar tot 1980, toen Sadat naar Jeruzalem kwam en Israël de Sinaï aan de Egyptenaren gaf en we moesten vertrekken. Ik kreeg het verlangen om een of ander beroep te leren om andere mensen te helpen, want ik was nu een volgeling van Yeshua. Het kostte me twee jaar voordat ik de naam van Yeshua uit kon spreken zonder een gevoel te hebben of er een brok in m’n keel zat. Voor mij als Jood was het zo vreemd om over Jezus te spreken, die hoorde immers niet bij ons. Dat is misschien een les voor Europeanen die willen evangeliseren onder de Joden, dat ze zich realiseren hoe moeilijk het voor hen is om Yeshua aan te nemen.
Ik ging naar Tel Aviv en volgde een verpleegopleiding in een psychiatrisch ziekenhuis. Ik wilde die mensen kunnen helpen. Twee jaar lang studeerde en werkte ik in dat ziekenhuis. Ik werd lid van de gemeente Beit lmmanuel in 1981, Daar ontmoette ik ook mijn vrouw en we trouwden in 1982, Daarna ging ik voor tweeënhalf jaar in het leger. We kregen vier kinderen. Ik heb nu een flat met een wasmachine en een koelkast! Wat een verschil met het leven in de woestijn van Sinaï. Ik had gedacht dat ik nooit zou kunnen leven in een grote stad als Tel Aviv. Maar ik had het gevoel dat God me hierheen riep om Yeshua te delen en werk nu fulltime in de gemeente.

God heeft het joodse volk bewaard. Hij heeft niet toegestaan dat het vermengd werd of dat het zijn identiteit verloor. Hij bewaarde Israël ondanks het ongeloof en het afwijzen van de Messias. Als Jood die in Jezus gelooft wil ik mijn joodse identiteit bewaren. Mijn vrouw is een Jodin en we voeden onze kinderen op als Joden. We wonen in dit land. Het heeft te maken met het thuisbrengen van het joodse volk naar het land Israël. Dat is Gods bedoeling, want Hij wil Yeshua aan hen openbaren, net zoals Jozef deed toen hij als vreemdeling in Egypte kwam en zijn broeders hem kwamen opzoeken. Jozef leek een heiden voor zijn broeders. Maar hij riep hen apart en openbaarde zichzelf aan hen. Ik geloof dat iets dergelijks gaat gebeuren met het volk van Israël. Wij Joden zien Yeshua ook vaak als een heiden, maar op een dag zal Hij ons apart nemen en zichzelf aan ons openbaren. We zullen horen: ‘Ik ben jullie broeder en ben aangesteld om jullie te redden?
In de tweeduizend jaar van Abraham tot de Messias, heeft God gewerkt door het joodse volk om een licht te zijn voor de natiën. Tweeduizend jaar daarna heeft God gewerkt onder de heidenen, om Israël jaloers te maken en het woord van God terug te brengen naar Zijn volk. God heeft ons allen verootmoedigd om zich over allen te ontfermen (Romeinen 11:32). Israël kan niet zonder de heidenen en Hij toont de heidenen het doel dat Hij wil bereiken met Israël. Maar beiden kunnen niet leven zonder Zijn genade, want we zijn allen onder de zonde geboren. Zijn doel is om één nieuwe mens te scheppen zodat Jood en heiden met elkaar in vrede kunnen leven en elkaar accepteren, omdat ze beiden tot verootmoediging zijn gekomen. Daarom is het mijn verlangen om zoveel mogelijk Joden tot de kennis van Yeshua te brengen, omdat Hij de Messias is.